Oefening 3

Geen ‘maren’

In deze oefening draait het om het woordje maar. Een simpel woordje dat van grote invloed kan zijn op je dagelijks leven. Het vertelt je namelijk dat je iets niet moet doen, terwijl je dat eigenlijk wel zou willen doen. Bijvoorbeeld: 

  • Ik zou me graag goed willen voelen, maar ik moet steeds denken aan mijn kind. 
  • Ik zou graag naar de film willen, maar ik moet aandacht besteden aan mijn kind. 
  • Ik zou graag met vakantie willen, maar ik voel me schuldig om dat te doen. 

 

Het woordje ‘maar’ houdt je tegen om je goed te voelen.

In plaats van het woordje ‘maar’ kun je ook het woordje ‘en’ plaatsen. Dat wordt dan:

  • Ik zou me graag goed willen voelen enik moet steeds denken aan mijn kind 
  • Ik zou graag naar de film willen en ik moet aandacht besteden aan mijn kind
  • Ik zou graag met vakantie willen en ik voel me schuldig om dat te doen 

 

Neem afscheid van je ‘maren’ en verander ze in ‘ennen’. Echt, het maakt een wereld van verschil.